Het heeft lang geduurd voor mijn verhaal over India af is. Vooral omdat er een paar nare dagen tussen zaten en ik het lastig vond de juiste woorden te vinden om die te omschrijven. Een wekenlange buikloop die ondertussen een bloederige toestand aannam, weinig slaap en de continue tijdsdruk van visa om in het meest krankzinnige verkeer ooit vele kilometers te maken deden mij veranderen in een lonely wolve kauwend op zijn eigen achterpoot. Het lijkt allemaal een logisch oorzaak en gevolg verhaal, maar het heeft wat tijd gekost voor ik alles kon plaatsen.
Gelukkig is mijn India ervaring niet alleen maar ellende. Na een strenge grensovergang, waarbij mijn bagage door een drugshond wordt gecontroleerd en ik meerdere keren wordt gevraagd of ik heroïne en een satelliet telefoon bij mij heb, komen Martin en ik aan in Amritsar. Na twee maanden van hoofddoeken en burka’s is het ‘rokjesdag’ op mijn reis en kijk ik geshockeerd naar alle dames met mooie haren. We bezoeken de Gouden Tempel, een bijzonder magische plek die de omslag van Pakistan naar India sterk voelbaar maakt.
Ik ben sinds Pakistan wel gewend aan het straatbeeld dat vaak op een vuilnisbelt lijkt, altijd vol is met mensen en waar de tuktuks vanuit elke hoek langs je heen scheren. Maar waar India totaal niet op Pakistan lijkt is hoe de mensen eruit zien. In de Gouden Tempel, een bedevaartsoort voor de Sikh, zie ik lange mannen met tulband en baard. De vrouwen, die ik in Pakistan überhaupt amper zag, zijn gekleed in felle kleuren. De kalasjnikovs zijn uit beeld, ik zie alleen maar mensen met een grote glimlach op hun gezicht terwijl op de achtergrond rustgevend gezang door de hele tempel galmt. Na de Islamitische landen waar het gebed schel gezongen door een man uit de minaretten tettert is een koor van zachte vrouwenstemmen een fijne verassing. Ze zouden eigenlijk dat Islamitisch gebed eens door een dame moeten laten zingen, maar dan staat de wereld natuurlijk op z’n kop.
Er wordt gebaad in het heilige water en de marmeren grond wordt gekust. Ik zelf moet een hoofddoek op en met mijn schoenen en sokken uit voel ik de koude witte ondergrond. Deze plek is meer dan goud en natuursteen. Ik heb kippenvel en voel de stress van Pakistan van mijn schouders glijden.
Voordat Martin en ik onze eigen weg inslaan willen we allebei de ceremonie zien van het sluiten van de Wagar grens. Het neerhalen van de Pakistaanse en Indiase vlag en het sluiten van het hek tussen beide landen wordt dagelijks met grootse bombarie uitgevoerd. Op tribunes schreeuwt de bevolking de longen uit hun lijf voor hun vaderland.
Nu wilden we deze ceremonie een dag eerder aan Pakistaanse kant zien, maar dat zou betekenen dat we niet de grens zouden overgaan. Hoewel er een hotel is en de grens eigenlijk al dicht was hadden de Pakistaanse grensambtenaren vanwege ‘veiligheidsredenen’ daar geen zin in. Nog nooit zo snel werden we een land uitgestempeld en de grens overgestuurd. We voelden ons flink bekeken toen we vlak voordat de ceremonie begon langs de volle tribunes India binnenreden. Voorzichtig staken we onze hand op naar het publiek en direct begon een paar honderd man als een gek te joelen en te klappen. De volgende dag nemen we een tuktuk terug naar de grens om zelf op de tribune te zitten. Een lange oncomfortabele rit op de veel te krappe achteruitkijk zitbank, eigenlijk bedoeld voor kinderen, levert wel de volgende foto’s op.
Na dik een maand samen rijden nemen Martin en ik afscheid. Tijdelijk, want we zien elkaar weer tijdens de verplichte groepsreis door Myanmar. We hebben geen ruzie, maar na zolang op elkaars lip zitten willen we allebei weer de spanning van het alleen reizen voelen. Alleen op pad is toch intenser en dat merk ik meteen als ik het idiote Indiase verkeer trotseer.
Als motorrijder sta je onderaan in de hiërarchie van verkeersdeelnemers. De Indiërs zijn het niet gewend, een motor die snel genoeg is om mee te gaan met het verkeer. Dat resulteert in een absurde drang om mij in te halen van alle automobilisten. Het maakt niet uit dat ik een halve seconde afstand houd op mijn voorganger en we netjes in een treintje doorrijden. De auto’s achter mij gaan naast mij rijden en drukken mij schaamteloos van de weg af. Tegemoetkomende vrachtwagens halen rustig in en rijden recht op mij af. Hun seinen met grootlicht is het startschot om je eigen leven te redden en de berm in te duiken. Het meest absurde is nog wel dat iedereen zonder te kijken vanuit zijstraten de weg opdraait. Het duurt even voor ik het systeem doorhebt dat je op de doorgaande weg hun er op moet attenderen met je claxon dat je er aankomt. Het verkeer achter je doet er niet toe, net zo min het verkeer voor je dat een meter verder dan je is. Als het verkeer even stilstaat, gaat iedereen via de verkeerde weghelft inhalen waardoor het in de tegengestelde richting ook vaststaat. De Indiase oplossing is heel simpel: toeteren alsof je leven ervan afhangt. Met een knallende hoofdpijn van dat continue verdomde getoeter rij ik op de snelweg de schemer in en scherm mijn ogen af van een spookrijder met grootlicht aan, zodat ik in de verte de weg kan blijven scannen voor heilige koeien. Elk graantje rijplezier is vervlogen, het is enkel en alleen een kwestie van overleven.
Volledig uitgeblust eindig ik in het donker in Chandigarh, die vanwege zijn strenge ordening de meest on-Indische stad is die er maar bestaat. Chandigarh is volledig uit de grond gestampt door Le Corbusier en een schoolvoorbeeld van het modernistische gedachtegoed dat rond de oorlog is ontstaan en waar we in ons land bijvoorbeeld de Bijlmer aan hebben overgehouden. De stad kent een strak grid opgebouwd uit vierkante buurten die gescheiden worden door breden straten met lange bomenrijen en – heel on-Indiaas – fietspaden en trottoirs. De stad heeft een groen en open karakter door de enorme pleinen en vele parken die als een ketting dwars door het grid lopen. Het is fijn vertoeven in de stad, vooral omdat door de ruimtelijke opzet het chaotisch drukke Indiase straatbeeld er niet is. Het bijzondere is dat het modernistische gedachtegoed hier heel goed lijkt te werken. De pleinen en parken zijn zoals in Le Corbusier’s schetsen vol met mensen. Het scheelt dat het Indiase leven vooral op straat afspeelt, het weer hier een stuk beter is en functies als kantoren de bureaus met typemachines gewoon buiten op het plein hebben staan.
Na alle hectiek van Pakistan ben ik toe aan rust en comfort. Voor een kleine week zit ik in een luxe hotel waar ik vanuit bed regelmatig de receptie bel voor bier en eten. Chandigarh is vol met hipsters en knappe vrouwen. Ik ben even klaar met mijn jungle adventure look van Fjäll Raven en breid mijn reisgarderobe uit bij Levi’s. Nu net zo hip gekleed als de Indiërs verken ik de stad met de tuktuk. Ik zoek contact met de locale dames, maar verder dan wat zwaaien en gegiechel kom ik niet.
In die stad met al die strenge rechte lijnen staat daar opeens een park met organische vormen opgebouwd uit rommel en afval. Rock Garden, het levenswerk van Nek Chand, doet het kinderlijke in iedereen naar boven halen. Ik klauter over heuvels met mozaïeken van kapotte koffieschotels en stopcontacten en bekijk ontelbare figuren van dieren en mensen.
Op Facebook zie ik opeens dat Divya, een Indiase vriendin van mijn studie, in Delhi is gaan wonen. Ze heeft nog geen plannen voor het weekend, dus ik besluit naar de hoofdstad te rijden en haar op te zoeken.
Delhi is de meest vervuilde stad van de wereld. Al ver buiten de stad rij ik door een gelige mist van smog. Overal hoor je mensen hun keel schrapen en spugen, wat nogal een heftig tafereel is. Maak het ggggg geluid op je aller hardst, herhaal dit 10x, haal je neus een paar keer op om nog wat snot bij het keelslijm te voegen en rochel dit alles ongegeneerd voor de voeten van een toerist. Voilà, nu ben je net als die Indiase dame die voor mijn hotel stond.
Zoals altijd met Divya lig ik continu in een scheur en dat is oppassen als je diarree hebt. Ze vertelt over haar werk als stedenbouwkundig onderzoekster, wat een mooie baan is, zeker gezien het voor ons afstudeerjaar heel erg moeilijk is om aan de bak te komen. Gelukkig gaat het ‘zwarte gat’ voorlopig aan mij voorbij. We halen veel herinneringen op aan projecten en studenten. Het is erg fijn om eindelijk weer iemand van thuis te zien en eens niet het altijd maar zelfde gesprek met vreemdelingen te hebben.
Eigenlijk had ik al besloten om de Taj Mahal te laten voor wat het is en richting het noorden de bergen in te rijden. Maar nu ik plots in Delhi ben is het wonder wel heel dichtbij en pas ik mijn plan weer aan. Weer volledig kapot van het krankzinnige verkeer rij ik de stad Agra in. ik had ’s ochtends mijn hotel geboekt, maar als ik aankom is er grote paniek bij de moeders des huizes. Na een uur wachten, waarbij ik continu word gedirigeerd te gaan zitten, maar dat niet doe omdat mijn kont zeer doet van het rijden en ik liever blijf staan, komt de zoon aangereden die op de computer ziet dat mijn boeking inderdaad klopt en mij direct de sleutel overhandigt.
Ik maak een ommetje door de drukke stad. Straatverkopers proberen irritant hun troep aan mij te slijten. Ik vlucht een park in voor wat rust. In de verte komen drie jonge jongens aangelopen die naar mij beginnen te schreeuwen. Ik negeer ze en loop stevig door. De snotapen zijn daar niet blij mee en rennen een tijdje achter mij aan. “I tell you to stop, you stop!” blijft één van hun schreeuwen. ‘s Avonds in het hotel krijg ik ook weinig rust. Ik lig al te slapen als er om half twaalf hard op de deur wordt gebonkt. Slaapdronken doe ik open en zie een man met in zijn handen een geurverspreider voor in het stopcontact. De taalbarrière dwingt hem direct tot actie en hij loopt mijn kamer in. In mijn onderbroek kijk ik perplex toe hoe hij het apparaat installeert en direct weer weggaat. Meteen trek ik het smerige ding weer van de muur en smijt hem in de hoek. Het duurt lang voor de frustratie verdwenen is en ik weer in slaap val.
De volgende dag bezoek ik samen met nog zo’n duizend toeristen de Taj Mahal. Het Perzische gebouw is best indrukwekkend, maar na het bezoek aan de gouden tempel voel ik geen enkele magie, eerder de leegte in mijn portemonnee na het kopen van het dure entreekaartje.
Inmiddels ben ik in de provincie Uttar Pradesh. Het is er schitterend rijden, maar ik ben alles behalve aan het genieten. Met buikkrampen zit ik op de motor en ben alle energie kwijt om de aandacht te houden bij het verkeer. De mensen zijn veranderd. Niet alleen qua uiterlijk maar ook hoe ze op mij reageren. Stop ik langs de weg dan word ik in korte tijd omsingeld door een grote groep mensen. Als zombies lopen ze op mij af. Ze zeggen niks, ze staren mij alleen maar aan met open mond. Het is bijzonder intimiderend. Zelfs als ik een stil en verscholen plekje denk te zien heb ik misschien twee minuten rust. Ik ben te misselijk om te eten en neem nagenoeg geen pauzes meer, hooguit om snel een pepsi naar binnen te gieten. Daarna start ik de motor en scheur snel weg om weer gefrustreerd van het verkeer als een bezetene mijn weg te vervolgen. Als ik ’s avonds eindelijk bij het hotel ben en afstap verlies ik mijn evenwicht. Na drie grote stappen achteruit blijf ik gelukkig staan
Ik kan niet slapen. Tot diep in de nacht lig ik te piekeren. Nooit is er de gedachte dat ik deze reis wil stoppen, maar ik heb het helemaal niet meer naar mijn zin. De laatste keer dat ik op mijn wekker kijk is het 4.00 uur. Plots schrik ik wakker van de harde zoemende deurbel van mijn hotelkamer. Ik kijk versuft op mijn horloge: 7.30 uur. Ik doe net alsof ik niks hoor en draai mij om. Om half negen klinkt weer de zoemer. Ik smijt een kussen tegen de deur en schreeuw “Fuck off!!”. Ik kan niet meer slapen en besluit even later maar te gaan douchen. Opnieuw klinkt de deurbel en ik ben het zat. Ik doe de deur open voor iemand van het hotel, “What do you want!?”. “Well sir, yesterday, we forgot to write down your visum number…”. “And you wake me up for that??” Ik smijt de deur dicht in zijn gezicht. Even later tijdens het uitchecken klaag ik erover bij de hotelmanager, die in reactie alleen maar moet lachen.
Nog nooit in mijn leven ben ik zo onbeschoft geweest tegen andere mensen. Ik heb mijzelf niet meer in de hand. Het enige dat ik wil is rust, maar de Indiërs doen er alles aan dat niet te geven en ik reageer het af op klunzig hotelpersoneel. Ik trek het erg moeilijk, al die piccolo’s die mijn koffers willen dragen en bijvoorbeeld mijn helm op straat laten vallen. Of ongevraagd mijn motor verplaatsen door die bij de koffers op te tillen en daarbij het kofferrek verbuigen. Als ik de bagage van mijn motor haal beginnen sommigen zelfs te helpen met het losmaken van een knoop waar ik zelf al mee bezig ben. Ik ben ze zo zat dat ik het heerlijk vind om de paniek te zien die ik veroorzaak als ik zwetend en hijgend zelf al mijn tassen en helm tegelijk de trap opzeul.
Na drie dagen begint langzaam het besef te komen waar ik mee bezig ben. Een klein meisje, die bij haar vader achterop de motor zit helpt mij eindelijk uit mijn negatieve gedachtegang. Terwijl haar vader de benzine tank vult, kijkt ze mij aan. Ik kijk verloren in mijn sacherijn boos terug. Het meisje schrikt van mijn blik en kijkt weg. Ik schrik van haar reactie, ontspan mijn frons, probeer te lachen en zwaai als ze weer naar mij kijkt. Met een grote lach zwaait ze terug.
De buikperikelen, het krankzinnige verkeer en het tekort aan slaap eisten hun tol. Fysiek en mentaal was ik op en het lukte niet meer de mensen een kans te geven. Dat terwijl ik een soort gedwongenheid voel om iedereen die op mij afstapt dat moment te moeten geven met mij, de wereldreiziger. In India ben ik vooral een klootzak op de vlucht geweest. Martin vertelde mij een tip die hij kreeg van een motorreiziger: als je het liefst tegen iedereen en alles wil gaan schreeuwen is het tijd om jezelf een week ergens op te sluiten om bij te komen. Maar dat zag ik niet meer in India gebeuren. Ik wilde zo snel mogelijk het land uit en naar Nepal.
hey peter, good to read this and my first thoughts are i’m not going to drive in india.
the movies i see about the traffic and the story’s. made a good view how you did experiance this land.
and know you had your rest in loas.
greeetzzzzz Michel
Hey Peet, een heel mooi geschreven verhaal! I.c.m. de filmpjes werd ik helemaal meegenomen in de moeilijke periode die dit voor je was. Knap gedaan. Ik kijk zoals altijd uit naar de volgende aflevering!
goh.. is mss wat lastig voor een man maar keer ff goed in tranen uitbarsten kan ook helpen.. :).
Peter, zoals gewoonlijk weer een topverhaal. Houdt vol, ook al is het moeilijk! Ik Kijk uit naar je volgende verhaal.
Groetjes Dave
Indrukwekkend verhaal, knap verwoord. Je moet er geweest zijn je gemoed te kunnen begrijpen. Maar in Nepal kwam je vast van de hel in de hemel!
Mooi verslag. Deed me glimlachend terugdenken aan mijn 3 weken India van zoveel jaar geleden (maar toen kon ook ik niet altijd glimlachen… 😉 ). Drive safely!
He Peter,wat fijn om je verhaal te lezen.
Wat een hectisch land maar dat wisten we natuurlijk al van je.
De foto’s zijn geweldig mooi.
Veel groetjes Mama.
Peter!
Weer een fantastisch verhaal!
Wat jij doet en durft ga ik (hoop ik) ook een keer doen!
Heb zelf 5 weken in india gereisd heel hectisch.
Lastige mensen en geen rust.
Nepal zal een echte verademing zijn!
Ps verder in het Noorde worden de mensen ook aardiger!
Veel succes!
Hoi Peter,
Je verhalen zijn allemaal geweldig. Juist omdat je beschrijft wat je voelt! Zet door en drive safe!!
Heerlijk wat een feest van herkenning.
Die zware momenten zijn wel de momenten die je voor altijd zult onthouden.
De zelfreflectie met de glimlach naar het kindje is helemaal top en betekend dat je goed leeft en jezelf ook kent!
Prachtig, blijf genieten, wij genieten mee.
Bedankt voor de toffe reacties!
@Kaj: Thanks Kaj! Ben trouwens met Val aan het plannen om ergens in Thailand af te spreken, grappig he? Volgende aflevering wordt een film met verhaal in voiceover, druk in de weer met video editten tussen zwemmen door vandaag.
@ell: ik schaam me niet voor een traan, maar in India was ik gewoon goed gefrustreerd en boos. Huilen was me nog niet nabij. In Pakistan daarentegen nadat ik die ontmoeting had met die soldaat die in tranen zei dat Islam goed was.. toen heb ik wel een potje gehuild. Kon me vizier schoonboenen met me tranen voor paar dagen :D. Maar dat was gewoon zo’n heftig moment in gestresste tijd met weinig slaap en vermoeiende hitte.
@Wouter: Zeker doen! Sparen en gaan! Graham Field heeft nog een mooie quote: “Don’t invest in stuff, invest in time!”. Ik hoop enorm dat ik met mijn verhaal anderen kan inspireren, want het is zo ontzettend fantastisch om te doen en het valt mij eigenlijk juist mee hoe lastig het is.
Cool dat je Val gaat ontmoeten! Doe hem de groeten 🙂
Ik ben benieuwd naar de film met voice-over, leuk!
Ha peter, prachtig verslag en dito filmpjes weer! Herken wel eea van de keer dat ik er ben geweest. Je doet t goed jong, volg je hart en geniet ervan!
Gr
Zomaar iemand van MF die telkens weer uitkijkt naar je verslagen
Wauw, wat een geweldige verhalen!
Ik heb net in een paar uurtjes al je blogs gelezen, en ik kan niet wachten tot je weer een nieuwe er op zet.
Zelf krijg ik alleen maar meer zin om een gelijksoortige reis te maken, al ben ik bang dat dat er helaas voorlopig nog niet in zit.
Succes voor nu!
Hallo Peter,
Geweldige trip wat je nu op de motorfiets maakt, ik heb heel wat uurtjes aan je verslagen en filmpjes besteed, en kijk er nog steeds naar uit.
Ik hoop ook nog zo’n soort trip te mogen maken, alleen moet ik eerst mijn rijbewijs (vanmiddag gehaald, hoera!) nog laten maken en wat rijervaring opdoen 😉
Veel succes met het vervolg!
Groet,
Dirk
Peter,
Krijg de kriebels bij het lezen van je road trip. Heb vorig jaar zelf een motorfiets aangekocht en wil zelf op avontuur. In deze heilig jaar wil ik per motorfiets de Jacobs route volgen. Anyway bedankt voor deze spannende epos en de inspiratie om zelf erop uit te trekken. Keep on truck’in ( bik’in )!!!