Het thuisfront van ons motorgezelschap is er inmiddels aan gewend dat hun mannen met Pasen en Pinksteren de onrust zelve worden, snakkend naar avontuur met een hoog band of brothers gehalte. Het is een beetje alsof je tegen je hond zegt dat het tijd is voor een wandeling en hij van spanning je vloer onder pist. Zo staan ook onze motoren op die eerste ochtend van zo’n weekend naast elkaar vloeistoffen te druppelen van genot en klinken de afkoelende tikkende motoren een vrolijk wijsje, terwijl de motoravonturisten elkaar liefdevol omhelzen. De colonne, die inmiddels duizenden kilometers op elkaar is ingespeeld, schiet als een zwerm wespen door bochten, langs heuvels en meren. ‘s Avonds vloeit de drank rijkelijk en ook het culinaire niveau weten we vaak op hoog niveau te brengen. In de late uurtjes bestaan er geen geheimen meer en worden levensvragen beantwoord als: ‘Met wie van ons gezelschap zou je samen willen overleven bij een zombie apocalypse?‘.
Dat wij elkaar na al die jaren nog steeds niet de haren uit de kop trekken, op een wellustige uitzondering hier en daar na, is denk ik vooral toe te kennen aan het feit dat we elke keer nieuwe gekke dingen doen. De slaapzaal in het Luxemburgse hostel veranderde in motorcamping in de Moezel, naar episch wildkamperen op een krijtrots in Normandië tot uiteindelijk slapen onder de sterrenhemel zonder tent in het donkere dierenbos. Het type motoren veranderde net zo hard mee. Inmiddels is een all-road met aluminium koffers en stevige valbeugels de standaard. Maar nu kunnen we dat kunstje wel, dat van die betrouwbare Honda starten die nooit stuk gaat, 300 km rond tuffen om daarna de toverdoos van Touratech te openen en de 12 volt pomp te pakken. Neergeploft in mijn zitgelegenheid met een biertje in de hand kijk ik toe hoe mijn luchtbed wordt volgeblaft. Dat is toch veel te makkelijk?
Nee, Domien begreep het al veel eerder met zijn Hercules tweetakt. De mengverhouding van 1:25 had hem eeuwig verbannen naar de achterhoede. Nu is Domien al de sloomste motorrijder die ik ooit in mijn leven ben tegengekomen, maar die Hercules stampt met die overdosis aan smering als kaken op 20 kauwgomballen. Maar dat weerhield ook Pim niet om na onze reis door de Balkan direct bij thuiskomst een Jawa tweetakt aan te schaffen. En sindsdien dansen die brommers in hun eigen mist als we weer ergens in het bos kamperen. Wie weerstaat de aanblik van dat tweetakt ballet nu niet?
Het was een nazomermiddag, toen ik aan een brik sleutelde en tijdens een pauze een toevallige blik wierp in de oldtimer hoek van marktplaats en een Can-Am Bombardier 250 legermotor zag staan. Ook ik mocht er aan geloven. Met mijn rugtas vol gereedschap en mijn helm onder mijn arm reisde ik per trein naar Lelystad om direct te beginnen aan ons eerste avontuur. Alsof ik was uitgehuwelijkt met een vrouw die ik nog nooit had gezien en direct de eerste nacht mee moest doorbrengen, reed ik voorzichtig de tocht van 150km binnendoorwegen naar huis. Toen op het terras in Harderwijk het 16 jarige verlegen meisje van de bediening met mijn portie kibbeling aankwam en bijna stamelend vertelde dat ze mijn motor wel heel erg stoer vond, was de liefde tussen mij en de Can-Am verzegeld.
Het Canadese Can-Am is eigenlijk vooral bekend van hun sneeuwscooters, quads en vliegtuigen, maar heeft een aantal jaren met de productie van motoren geflirt. Mijn legermotor, ingezet in het Canadese, Britse en Belgische leger is gebaseerd op hun eerste TnT crossmotor uit 1973. Een motorfiets die door het publiek aanvankelijk als simpel ogend en goedkoop werd bestempeld. De roterende inlaat en automatische olie injectie in plaats van mengsmering werden gezien als technieken van het verleden. Om het publiek te overtuigen, stelde Can-Am een motocross dreamteam op, bestaande uit Gary Jones, Marty Tripes en Jim Ellis. Een jaar na de introductie van de TnT namen deze heren aan het einde van het AMA National Championships in 1974 de plekken 1, 2 en 3 op het podium in. De jaren die volgden waren Can-Am crossers niet meer weg te denken van de crossbaan. Toch komt er in de jaren ’80 een einde aan het motoravontuur. De nog steeds naïeve houding van Can-Am tegenover moderne technieken en hippe designs blijkt uiteindelijk toch niet op te kunnen tegen de andere merken met hun monoshocks, remschijven en waterkoeling. Een aantal jaren wordt er nog met Armstrong en CCM samengewerkt, maar in 1987 verlaat dan toch echt de laatste motorfiets de fabriek. Tot daar in 2007 die gekke driewieler van een Spyder Roadster op het toneel verscheen.
Bij thuiskomst na de rit uit Lelystad verdween de Can-Am echter onder de carport om daarna geen meter meer te rijden. Door een idioot zware koppeling, ging de motor uit elkaar voor inspectie om er vervolgens niet meer aan toe te komen om het op te lossen. Zo nu en dan googelde ik naar meer info over de techniek van mijn legermotor, maar dat kostte nog best wel wat moeite. De Can-Am gemeenschap bestaat uit oude mannen die gebruik maken van gesloten yahoo groepen en webshops met geheimzinnige prijzen. Na wat onderzoek bleek de stroeve koppeling een notoir probleem te zijn dat zich verschool in de overbrenging van het koppelingswormwiel. Can-Am erkende het probleem en kwam indertijd met een modificatie door het wormwiel te voorzien van 3 kogellagers. Maar de instructies zijn gek genoeg nergens online te vinden. Na een mailwisseling met een Engelse Can-Am fanatic had ik dan eindelijk de befaamde cd vol militaire documenten over aanpassingen aan de Can-Am ontvangen. In grote documenten vol stempels en handtekeningen van belangrijke militaire piefen staan daar de juiste afstanden en maten van de drie te boren lullige gaatjes waar de kogels ingelegd moeten worden.
Ondertussen ontstond er met Pim en Domien het plan voor een tweetakt Paasrit. Met de gedachte van al die rokende hokken die door België toeren, herinnerde ik mij plots een aflevering van The Young Indiana Jones, waarin Indiana als loopgraafsoldaat in de Eerste Wereld Oorlog door de Duitsers wordt bestookt met een gasaanval. Eigenlijk weet ik maar heel weinig van deze oorlog en nu het precies honderd jaar geleden is dat deze was begonnen was het thema voor de komende Paasrit gevonden.
Nu er een deadline is gezet op het klaarmaken van onze tweetakt brommers, zit er eindelijk schot in de zaak. Met de legertassen vol gereedschap en reserve onderdelen zullen we met een kruissnelheid van 70km/uur richting België en Frankrijk trekken. Met de snelheid eruit en de gps thuis gelaten wordt het nu tijd voor echt avontuur. In de geest van de loopgraafsoldaat zullen we ons luchtbed met eigen longen opblazen en de gehele tocht weg moeten vluchten van onze tweetakt gasaanval.
Je wervende vooraankondiging maakt me weer nieuwsgierig naar het verloop van jullie tocht, Peter. Ik ben er vorig jaar geweest, ook onbekend met wat zich daar in WO 1 heeft afgespeeld. Ik kan alleen maar aangeven dat je het zelf moet ervaren, want het is onbeschrijflijk welke wreedheden en omstandigheden zich daar hebben voorgedaan.
Ik zie naar jullie ervaringen uit!
Hopelijk is de tweetaktrit destijds goed verlopen! Heb je de Can-Am nog steeds Rij je er ook nog mee? Erg leuke en interessante motor hoor.
Ik heb zelf ook al grote tochten gemaakt op oude brommers (HMW en Tomos), maar dat is weer een ander verhaal.
Met groet, Globi