Een mens is een gewoontedier. Zo vervalt ook een motorrijder die een weekendje weg wil al snel in de ouwe getrouwe gebieden. De ardennen, de Moezel, Luxemburg, je bent er snel en het is er heerlijk rijden. Als je echter een dag aan je weekend breit, en 200 km verder rijdt, zit je al op de grens met Normandië. Op 4 dagen kan je er heel wat motor- en cultuurpret beleven. Zo ging ik enkele jaren geleden tijdens de eerste hittegolf in mei Basse-Normandie verkennen.
Basse-Normandie is de meest zuidelijke regio van Normandië, en begint wanneer je bij Le Havre de beroemde Pont De Normandie oversteekt (gratis voor motorrijders!) op de A29 en dan terechtkomt in het pittoreske havenstadje Honfleur. Eens daar aangekomen, realiseerde ik me dat dit de perfecte uitvalsbasis is om te overnachten na de heenrit. Ik eet er heerlijke verse vis in een van de talrijke idyllische restaurantjes naast de kade, terwijl de schemering de kleine haven een nog mooiere gloed geeft. Ik sta hier aan de rand van de landingsstranden, waar naar het einde van de Tweede Wereldoorlog geschiedenis werd geschreven door honderduizenden soldaten.
Terwijl ik geniet van het heerlijke vismenu na 300km snelweg, bekijk ik de michelinkaart van Normandië en de weg die ik ‘s anderendaags zal volgen. Ik voel de geschiedenis opborrelen terwijl ik wereldberoemde namen van kleine dorpjes aflees op de kaart.
Na de heerlijke verkoeling die de nacht bracht in mijn tent op de rustige Camping Du Phare (vlakbij de oude haven), was ik helemaal klaar om een van de belangrijkste gebeurtenissen in de geschiedenis te gaan bezoeken. Vandaag zou ik maar een kleine 100km rijden door alle geplande stops, maar de temperatuur van ruim 35 graden zorgt er voor dat ik dat helemaal niet erg vind.
Ik volg de D513 en D514 tot bij de eerste echte stop bij Ouistreham, net voorbij de monding van l’Orne. De Franse Departementales doen hun naam alle eer aan, en ik word getrakteerd op de mooiste landschappen langs de kust, en dat gecombineerd met heerlijk bochtenwerk op het zuiverste asfalt.
Na Ouistreham beginnen de echte landingsstranden. De Departementale blijft me verblijden met prachtige vergezichten, maar de weg is ondertussen wel enorm druk geworden door al het toerisme. Overal zie je de sporen van de oorlog, ik rijd voorbij het grootste deel van de monumenten, omdat ik anders even goed de kustweg zou kunnen afwandelen. Bij Lion-sur-Mer en Langrune-sur-Mer neem ik wel de moeite om even een foto te nemen in de hitte. De tank en de gedenksteen zijn een herinnering aan de talloze Britse en Amerikaanse soldaten.
Ik rij verder op de drukke D514 en kom zo aan in Arromanches-les-Bains. Daar heb je een fantastisch uitzicht over de Mulbarryhaven van Arromanches. Deze haven was nodig om na de invasie de geallieerde troepen te kunnen blijven bevoorraden en groot materieel aan land te kunnen brengen. Hiervoor was het nodig dat schepen met een grote diepgang konden aanmeren. De overblijfselen zie je nog steeds diep in zee liggen.
Vanuit Arromanches gaat de tocht verder naar Vierville-sur-mer en Colleville-sur-Mer, een dorpje met 171 inwoners dat wereldberoemd is geworden door de invasie op Omaha beach en ook door het Normandy American Cemetery and Memorial, het gigantische Amerikaanse soldatenkerkhof dat zeer imposant is om te bezoeken. Het imposante monument kijkt uit op ontelbare kruisjes met de tekst “Here rest in honored glory, a comrade in arms, known but to God.” Even verder kijk je uit op het strand, en besef je hoe zwaar de opdracht van de invasie was. Ik werd er stil van.
Als laatste wapenfeit van de dag rijd ik door naar Pointe-du-Hoc. Deze klip bevindt zich tussen Omaha Beach en Utah Beach en steekt ruim 30 meter boven de zeespiegel uit. De Duitsers hadden op deze klip kanonnen gezet om de landingsstranden te verdedigen. Dit was dan ook een zeer strategisch punt, dat uitgebreid werd gebombardeerd en uiteindelijk werd ingenomen door een Amerikaans bataljon. De sporen van de bombardementen zijn als openluchtmuseum bewaard gebleven. Van op de klif heb je een zicht op de hel en haast onmogelijke opdracht die het moet geweest zijn.
Daarna zoek ik de rustige camping Le Joncal op in het badplaatsje Grandcamp-Maisy, met zicht op Utah Beach. ‘s Avonds ga ik opnieuw een lekkere visschotel eten op het terras van een restaurantje aan de kust. Net nadat ik alles heerlijk heb verorberd komt de chef naar buiten, met een schort aan die duidelijk een maand niet meer was gewassen, en een levende muis aan haar staart die hij rustig op het strand gaat zetten. Hij loopt fluitend terug naar binnen, terwijl een propvol terras hem met de mond (en visschotel) open nakijkt…
‘s Anderendaags rijd ik door naar de Mont-Saint-Michel, de rots in zee die tot voor kort enkel toegankelijk was bij hoogtij. Door velen geprezen kon deze bezienswaardigheid op de grens van Normandië met Bretagne niet ontbreken. Het binnenland is veel minder mooi dan de kust, maar de wegen blijven om van te smullen.
Bij de Mont-Saint-Michel slaap ik op de gelijknamige – veel te drukke en dure – camping. Veel te druk en duur zijn ook zo wat de kernwoorden waarmee je de rots in de baai kan beschrijven. Hij is het mooiste vanop een verre afstand. Helemaal bovenaan heb je wel een mooi uitzicht over de baai, maar dat vond ik niet de moeite om alle drukte te trotseren. Ik ontvlucht dus al snel de drukte en de hitte op de camping.
Na het bezoek aan de rots keer ik moe, gesmolten maar voldaan terug naar huis. Onderweg word ik nog geholpen door een oude Fransman op een Moto Guzzi, die me mijn band helpt plakken. Ik zie hem nog steeds fluitend de spijker er uit trekken, terwijl hij lachend “Bienvenue en France!” roept… Gastvrij volk hoor, die Fransen!
Na meer dan 700 km op een dag (wat ligt die Mont-Saint-Michel verder dan ik dacht!) kom ik na middernacht thuis, vol mooie herinneringen en een stevige geschiedenisles rijker.
Mooi verslag. Een ander gebied waar je als motorrijder niet zo snel op komt is de omgeving rond Verdun en als je de Maas oversteekt de Argonne regio. Vanuit Nederland via de Ardennen al toerend te bereiken in minder dan 500km. Eenmaal aangekomen meer dan voldoende overnachtingsmogelijkheden en gastronomische mogelijkheden en natuurlijk de indrukwekkende restanten en gedenkplaatsen van de eerste Wereldoorlog. Raakt mij iedere keer weer!
Dat is inderdaad ook weer zo een gebied waar je niet meteen zou naartoe rijden. Bedankt voor de tip, ik ga er binnenkort naartoe!
he Domien,
In mei wil ik met een maatje een rondrit van 5 dagen gaan maken. we twijfelen over twee bestemmingen die jij beide hebt gereden. namelijk zuid engeland en de kust van franrijk. welke rit is je het meest bijgebleven? ik zag dat je voornamelijk hebt gekampeerd wat is je ervaring met hostels/B&B is deze regios?
je beschrijvingen zijn beide erg lekkermakend!!!!
alvast bedankt voor je reactie!
Groeten Bas
Hallo Bas,
Ik ben stiekem een beetje verliefd op Engeland. Het is er overal prachtig rijden en de hele kustlijn in fantastisch. Als je 5 dagen hebt zou ik naar Engeland gaan.
Kamperen kan je er overal, er zijn heel veel campings en als je een beetje zoekt naar een kleinere kan het ook best goedkoop (ik had er zelfs een van 3 pond). Het nadeel is wel dat zowat alles in Engeland duur is. Voor de boot Duinkerke-calais ben je max 50 euro heen en terug kwijt. B&B’s zijn over het algemeen erg duur.
Als je erg van cultuur en geschiedenis houdt, zou ik naar Normandië gaan. Het is de perfecte match tussen prachtige wegen (kustwegen zijn wel erg toeristisch en dus druk) en een rijke geschiedenis.
Veel plezier, en laat ons je bevindingen weten!
Een verslag uit deze omgeving is altijd mooi om te lezen, mooi ook dat je een deel van de route die ik wil gaan doen vanuit camping Du Phare D513 Honfleur beschrijft. En ja, de heenreis is altijd te kort, alle mooie indrukken. Mooi gedaan.